Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij [28]kookten het pascha bij het vuur, naar het recht; maar [29]de [andere] heilige dingen [30]kookten zij in potten, en in ketels, en in pannen; en zij [31]deelden het haastelijk onder al het volk. 28. Dat is, zij brandden het aan het vuur, gelijk blijkt uit de tegenstelling, die straks daarbij gevoegd werd, van hetgeen dat in potten, enz. gekookt werd. Want God had geboden dat men het paaslam braden zou, Ex.12:8,9. Het Hebreeuwse woord wordt ook voor braden genomen Deut.16:7. 29. Versta, de stukken en delen der dankoffers, welke dengenen, die dezelve geofferd hadden, toekwamen. 30. Dat is, zoden. 31. Hebreeuws, zij deden het lopen tot al de kinderen des volks; dat is, zij deelden een ieder onder het volk, met zonderlinge haast en vaardigheid, zijn deel der offerande uit.